OTA logo

Methodiek

Het Ondersteuningsteam gaat er vanuit dat niet zozeer het verschil in cultuur maar wel de wijziging van de context (enerzijds omwille van migratie, vlucht of vertrek uit het land van herkomst; anderzijds omwille van de veranderende sociaal-economische realiteit en perceptie op migratie binnen de samenleving hier) aan de basis ligt van heel wat probleemsituaties met jongeren.

In de ondersteuning van de aanmeldende dienst of consulent worden drie basismethoden – hierna toegelicht – gebruikt om de verwevenheid van de problematische opvoedingssituatie met inter- en intraculturele mechanismen te expliciteren. Per individuele aanmelding van een jongere moet bekeken worden of de interventie van het Ondersteuningsteam een meerwaarde kan betekenen.

1. Overleg

Het Ondersteuningsteam kan vanuit zijn specifieke deskundigheid gevraagd worden bij overleg in de jeugdhulpverlening. De inbreng van het Ondersteuningsteam is afhankelijk van de complexiteit van de hulpvraag: éénmalig advies, hulp bij inschatting van een probleem, coaching, systematisch overleg. Daarnaast kan OTA ook gevraagd worden om methodisch te ondersteunen bij een netwerkoverleg i.v.m. een multi-problem gezin met de bedoeling tot duidelijke rol- en taakafspraken te komen met de verschillende betrokkenen in de hulpverlening aan een gezin of jongere.

2. Verkennen en herkaderen (inter- en intracultureel)

De probleemsituatie wordt met de consulterende dienst, jongere en ouders verkend en herkaderd. Tijdens aparte gesprekken met jongeren en ouders worden verschillende specifieke factoren en aspecten die de betrokken personen kunnen beïnvloeden en bepalen verkend. De betekenissen die de persoon geeft, worden tijdens de verkenning van hun vanzelfsprekendheid ontdaan door aanvullende informatie te geven, vragen te stellen, andere betekenissen te opperen etc. Dit wordt herkaderen genoemd. Gaandeweg wordt ook het conflict verkend en herkaderd. De bemiddelaar gaat op zoek naar de reële belangentegenstellingen en mogelijke oplossingen of haalbare compromissen. In deze fase wordt nog niet onderhandeld.

3. Bemiddelen

Via betekenisbemiddeling en conflictbemiddeling proberen de bemiddelaars een dialoog op gang te brengen tussen de verschillende partijen (tussen jongeren en hun ouders of tussen gezinnen en diensten of voorzieningen binnen de jeugdhulpverlening). Daarbij hanteert de bemiddelaar van het Ondersteuningsteam een unieke positie van meervoudige partijdigheid:

  • De bemiddelaar is meerzijdig betrokken. Hij kiest geen partij in het probleem of conflict. Er wordt gewerkt aan een vertrouwensrelatie met alle betrokkenen.
  • De bemiddelaar heeft een grote interculturele deskundigheid en streeft ernaar alle voorwaarden voor een optimale verbale en non-verbale communicatie aanwezig te maken.
  • De bemiddelaar heeft een autonome positie via het Ondersteuningsteam. Hij draagt geen eindverantwoordelijkheid voor het dossier en neemt geen beslissingen.

Tijdens de betekenisbemiddeling worden de betekenissen over en weer uitgeklaard door middel van gesprekken met alle betrokken partijen in aparte gesprekken. Nadat de betekenissen op elkaar zijn afgestemd en de onderhandelingsmarges verbreed, kan het eigenlijk belangenconflict voorwerp worden van bemiddeling en kan er gewerkt worden aan een compromis. Bij het rond de tafel brengen van de verschillende partijen spreken we van conflictbemiddeling.

Onderstaande figuur visualiseert onze methodiek van betekenisbemiddeling (in een eerste fase) en conflictbemiddeling (in een latere fase). Zoals op de figuur te zien is, trachten we te bemiddelen tussen ouders en kinderen (de horizontale as). Daarnaast gaan we, indien nodig, ook tussen de hulpverleners – die fungeren als vertegenwoordigers van de samenleving – en de cliënten bemiddelen (de verticale as).

OTA-A-methodiek